Toen ik zelf nog maar een paar jaar daarvoor geboren was, dacht ik nog niet na over waar ik eventueel spijt van zou kunnen krijgen wanneer ik dood zou gaan. Ik stond nog te dicht bij mijn vorige levens. Ik zag een rups en ik wist weer hoe het was om een rups te zijn. Hetzelfde met de pritstift, maar achteraf bedacht ik me dat dat misschien gewoon mijn sterke talent voor inlevingsvermogen was geweest.
Daarna kon ik niet meer aan vorige levens denken omdat ik in de klas moest zeggen wat ik later wilde worden. ‘Iemand die geen spijt van zijn leven heeft’ was geen optie, dus ik dacht meer aan juf en architect.
Daarna kreeg ik plaatsvervangend spijt voor alle andere mensen en bedacht ik me dat ik dood zou willen voordat ik zelf spijt zou krijgen. Dat zou in mijn dertigste levensjaar zijn omdat vrouwen dan mannen en baby’s willen, en ik zou dus voordat ik dat zou willen de zee inlopen, want dat had ik gezien in een Nederlandstalige serie die toen op tv was en dat leek me een romantische dood, vooral met die muziek erbij.
Daarna kwam mijn eigen spijt eerder dan ik had voorzien, en ik schaamde mij zo diep voor alles wat ik was en voor alles wat ik niet had gedaan, dat ik dacht dat dood zijn alle spijt vanzelf uit zou wissen.
Maar ik hield me aan de afspraak – niet voor mijn dertigste – en toen begon ik toch maar dingen te doen, en de schaamte begon te zakken en toen wilde ik ineens niet meer dood omdat ik niet dood wilde voordat ik meer had gedaan van de dingen die ik toen aan het doen was.
Daarna wilde ik ineens een goed mens zijn en leek het mij zeer spijtig om dood te gaan zonder het gevoel dat ik ‘het goede’ had gedaan.
Maar toen kwam ik erachter dat ‘het goede’ niet zo gemakkelijk te duiden is, en ook dat mensen die erg veel bezig zijn met ‘het goede’ te doen, vaak heel vervelende trekjes ontwikkelen.
Daarna ontdekte ik dat ik dingen in mijn mars heb, wat op zich positief is. Het leek me logisch dat ik spijt zou krijgen wanneer ik niet al mijn potentie waar zou maken. Dus begon ik mijn potentie waar te maken.
Maar toen kwam ik erachter dat ik veel te veel potenties heb om waar te maken. Het kost me denk ik honderd levens als mens om mijn potenties als mens waar te maken. En van de gedachte dat ik honderd levens in een half leven zou moeten stoppen kreeg ik stress.
Toen voelde ik mij even ongelukkig.
Maar weer daarna zag ik de wereld en ik zag ik. En ik zag dat ik al mijn hele halve leven mijzelf veel leuker vind dan het meeste van de wereld, terwijl ik toch aan het proberen was om mijzelf in die wereld in te passen, kortom om mijzelf minder leuk te maken zodat ik meer zou lijken op de wereld die ik stom vind. En ineens zag ik mezelf op mijn sterfbed (of sterfstoep) liggen, mijzelf voor mijn kop slaand omdat ik zo dom had kunnen zijn. Ben ik helemaal hier gekomen, ontwikkeld vanuit rups, met inlevingsvermogen voor een pritstift, met potenties van honderd levens lang, geef ik mijzelf weg aan een wereld die ik niet wil zijn en onthoud ik diezelfde wereld van al mijn leukheid. Dat is pas het allerzondest. Dat gaan we dus niet meer doen.