Een hard en romantisch leven zeker
Mensen hebben allerlei ideeën over wat een pianist is. En ik herken me daar niet in.
Ondanks dat ik het ben, heb ik mij nooit een pianist gevoeld. Ik heb het ook nooit willen worden. Terwijl je technisch gezien wel moet zeggen dat ik een pianist bén geworden, aangezien ik ervoor heb gestudeerd. Kennelijk heb ik een beeld opgevangen van wat een pianist is, mijzelf daaraan gemeten, en gezegd “nope, that’s not me”. Ik heb daar altijd last van gehad. Ik heb moeite om te zeggen “ik ben een pianist”, omdat ik dan bang ben dat de ander daar dan allerlei verwachtingen van heeft die ik niet kan waarmaken. Zelf heb ook gedurende mijn leven allerlei ideeën over het pianist-zijn overgenomen. Bij deze doe ik eens een poging dit pianistenjuk van mij af te werpen, door een aantal van die verwachtingen onder de loep te nemen.
De meeste mensen hebben weleens een film of documentaire over een pianist gezien. Mensen houden daar van. Het is eigenlijk altijd romantisch. Hard, maar romantisch. Lichtelijk autistische man in onverwarmde kamer (want geen geld) op een barrel van een piano (want geen geld) van vroeg tot laat met handschoenen aan met afgeknipte vingers (want koud) studerend op de moeilijkste passages van een Rachmaninoff pianoconcert (dit komt uit een film maar ik weet niet meer welke). Deze man heeft het duidelijk heel zwaar, maar zijn liefde voor de muziek overwint alles. Het is natuurlijk prima dat deze films er zijn, en sommigen ervan zullen ook wel goed zijn, maar ik zie al dat deze beelden in hoofden gaan spoken en in die hoofden gaan vertellen dat dit pianist-zijn is, en dan zit ik weer met die verwachtingen opgescheept…
Ik ben een jaar of acht en mijn moeder neemt me mee naar een pianoconcert. Ik voel mij tijdens dat concert alsof ik zelf op het podium zit. Het gele warme licht op mij gevestigd, een groot glimmend zwart gevaarte als enige metgezel op een verder leeg podium, de duisternis om mij heen, de stilte van honderd mensen die wachten op wat ik ga doen. Het voelt eenzaam, en de muziek maakt mij treurig.
Pianist zijn betekent eenzaam zijn in de aandacht van anderen.
Als tiener krijg ik contact met medetieners die zo goed zijn dat ze in de jongtalentklas zitten. En alhoewel ik ook jaloers op hen ben, vind ik deze jongens en meisjes toch wel een beetje aanstellerig. Ze doen steeds heel interessant over muziek en over hoe streng hun leraren zijn en ze willen altijd laten zien dat ze de Mondschein sonate van Beethoven veel te snel kunnen spelen.
Pianist zijn betekent je eigen vak heel interessant vinden.
Later op het conservatorium komt daar het ideaal bij van de masochist. Veel pianisten lijken een genot te beleven aan het zichzelf afbeulen om maar die ene passage in de ballade van Chopin op tempo te krijgen. Het ideaal is 6 uur per dag studeren, als het lukt 7. Pianisten vooral zijn daar heel goed in, omdat ze er geen kapotte lippen krijgen, en er altijd repertoire is dat nog moeilijker is dan dat wat je al kan (en er is ook ontzettend veel). Daarbij speelt een pianist altijd alles uit het hoofd, ook vierstemmige fuga’s van Bach. Een docent vroeg mij eens waarom ik eigenlijk op het conservatorium zat, omdat hij aan mij zag dat ik meer een dromer was dan een afbeuler. En de boodschap “het leven als pianist is heel hard en je moet tegen een stootje kunnen” (wat ook betekent dat je het moet slikken wanneer een docent zijn chagrijn en verbittering op jou botviert) was bijna een mantra van docenten en studenten gelijk.
Pianist zijn betekent je leven offeren voor je instrument.
Na mijn studie geef ik concerten. Na afloop merk ik dat de mensen uit het publiek mij met een bepaalde blik aankijken. Ze vragen mij of ik veel studeer en ik zie aan hun ogen dat ze willen dat ik daar “ja” op zeg. Ze vragen of ik veel concerten geef, idem, en of het een zwaar vak is, maar dat ik natuurlijk wel van mijn passie mijn beroep heb gemaakt en dat is natuurlijk prachtig.
Pianist zijn is een plaatje uit zo’n romantische film zoals die man op die onverwarmde kamer.
En zo zijn er nog meer van die ideeën.
Pianist zijn is fan zijn van Chopin en Liszt.
Pianist zijn is alle andere pianisten van de wereld kennen en een mening vormen over een ieder van hen.
Pianist zijn is kicken op virtuositeit.
Pianist zijn is omgaan met andere pianisten en dan samen over pianomuziek praten.
Pianist zijn is dat je altijd zin hebt in pianospelen, ook wanneer je op een feestje bent van een familielid en er staat toevallig een piano in de hoek.
Nu is mijn automatische reactie op verwachtingen van anderen om deze te ontkrachten. Het voelt voor mij als een zinloos toneelspel wanneer ik mee zou gaan in de waan. Dus wanneer de blikken die teveel mooie pianofilms hebben gezien, weer hoopvol naar mij opkijken, zeg ik gerust dat ik helemaal niet zoveel speel en dat ik het ook niet zo bijster interessant vind allemaal. En dat klinkt misschien lomp, of zielig voor die mensen, en op zijn minst een beetje ontactisch, maar het is wel echt zo. Ik ervaar pianospelen niet als een passie. Ik kan hele periodes zonder. Er is zoveel meer wat mij interesseert en wat ik mooi vind. Ik word niet enthousiast van praten over muziek en over piano’s. En ik zet graag muziek op wanneer ik mij een beetje melancholisch voel, maar ik ervaar niet dat de liefde voor de muziek mij door het harde leven heen sleept.
Pianospelen is een natuurlijkheid voor me geworden, en misschien voel ik niet dat ik het bén omdat ik er geen belang bij ervaar. Een ander ziet mij spelen en denkt “dat is een pianist” (met alle verwachtingen die hij daar wel of niet bij heeft). Maar ik ben gewoon ik, en ik speel piano, net zoals dat ik schrijf en buiten tussen de bomen loop en nadenk over dingen.
Pianospelen, en dan vooral het componeren, is voor mij een uitdrukkingsvorm. En het is er eentje die mij goed ligt, het past bij me. Ik voel me verbonden met de klanken die door mijn handen heen mijn oren bereiken. Ik voel inspiratie, als muziek die ergens is en dan door mij heen vorm krijgt. En wanneer dat gebeurt, zit ik voor die tijd in een andere, kleurrijke wereld. Ik geniet van de muziek die op dat moment zo kloppend is, en nieuw, en eigen. En ik geniet ook van het gemak waarmee ik dankzij alle conservatorium uren (geen zes of zeven uur per dag maar toch wel vier of vijf) een mooi klassiek stuk kan doorspelen.
Dat is mijn pianist-zijn. Misschien niet filmwaardig en niet zo interessant, niet zo romantisch en tragisch, niet zo autistisch fanatiek. Maar het verandert concreet gezien niets. Je mag mijn muziek gewoon horen voor wat het is. Het heeft wat mij betreft niets anders nodig dan dat.
Superfijn om te lezen, ook het idee dat je ergens heel goed in kan zijn zonder dat dit direct tot publieke status dient te leiden, inclusief bijbehorende verwachtingen.